Hét feest
Vastenavend bestaat al sinds mensenheugenis. Het werd al gevierd toen onze eerste voorvaderen de laatste sneeuw voor hun hol zag smelten en de vroege voorjaarslucht hun jachtvelden weer vrij gaf. Chinezen vierden het, Egyptenaren, Eskimo’s, Indianen…. allen op hun eigen manier.
Ruim vijfhonderd jaar geleden kreeg Vastenavend ook in Bergen op Zoom een eigen gezicht. In het regionaal archief van de stad kan men in oude documenten lezen dat het bestuur van de stad, toen de magistraat geheten, al gewend was om Vastenavend te vieren. In 1413 reed er tijdens Vastenavend al een Blauwe Schuit door de straten van de stad. De Blauwe Schuit, een boot op wielen, stond onder leiding van een kapitein die de Heer van Keijenburg werd genoemd. En ook nu nog rijdt de Blauwe Schuit mee in de Bergse Vastenavendintocht en –optocht. Ook zijn er rekeningen terug te vinden van feesten uit de late vijftiende eeuw. Feesten van én voor de Heer van Bergen op Zoom, Jan van Glymes, beter bekend als Jan metten Lippe. In die oude documenten wordt ook al over Vastenavend geschreven. De Bergse rederijkerskamer “De Vreugdebloeme” speelde al in 1475 een een Vastenavendspel over de scheppingsdagen. Rederijkers waren amateurdichters en voordrachtkunstenaars die zich in gildeverband bezig hielden met het schrijven van gedichten en toneelspelen. Hierna werd “De Vreugdebloeme” door gevraagd om de vier feesten die ieder jaar werden gehouden te organiseren.
De Franse bezetters van 1795 brachten Vastenavend weer terug in de stad en in 1809 vierde men Vastenavend als nooit tevoren. Tussen 1820 en 1830 richtten hoveniers (tuinders en boeren) hun eigen spaarclubjes op, de zogenoemde “teerklupkes”. Hoveniers kwamen op zondag na de katholieke Hoogmis bij elkaar in hun eigen stamcafé. Na een middagje kaarten en gezellig kletsen doneerden ze wat kleingeld in een kastje met genummerde gleuven, dat aan de muur hing op een prominente plaats in het café. Als Vastenavend zich aankondigde werd het kleingeld uit dat kastje gehaald en de feestavond die ze met dat gespaarde geld konden vieren noemde men “de teeravend”. Door deze “teerklupkes” werd Vastenavend levend gehouden en is Vastenavend nooit meer weg geweest uit onze stad. Latere teerklupkes die bekend werden zijn Eensgezindheid, Livato, Onderlinge bijstand en De Vrijheid.
Feesten aan het begin van de 20e eeuw…
Na de Eerste Wereldoorlog werd er, ondanks hevig verzet vanuit de katholieke kerk, een echte organisatie voor het Vastenavendfeest opgezet. Toneelvereniging TOG (Tot Ons Genoegen) organiseert met een ‘carnavalscomité’ een intocht en een optocht. De rol van Prins werd gespeeld door een hier gelegerd garnizoensofficier, kapitein Warringa. Bij zijn intocht werd hij begeleid door andere officieren van het garnizoen. In die tijd was er ook al een Nar en een Gròòtste Boer. Bergenaren droegen tijdens Vastenavend ook al de erenaam “Krabben” en logischerwijs veranderde de stadsnaam Bergen op Zoom in “’t Krabbegat”.
De Verdediging van Carnaval
Het is 1928. De jonge Bergenaar Willem Asselbergs vierde, kort nadat hij gestopt was met zijn priesteropleiding, eindelek weer Vastenavend in zijn geboortestad Bergen op Zoom. En na een mooie, echte ‘vastenavend’ (de dinsdagavond voor Aswoensdag) was hij zó vervuld van het feest dat hij zijn ervaringen en gedachten al in de nacht van dinsdag op woensdag in een schrift optekende. In de dagen daarna werkte hij het verder uit en ondertekende het manuscript met zijn pseudoniem Anton van Duinkerken. Enkele maanden later verscheen het als boek onder de toen uitdagende titel ‘De Verdediging van Carnaval’. Overheid en Kerk waren niet blij met het boek, maar het gaf Vastenavend een fundament wat nooit meer is afgebroken.
Na de Tweede Wereldoorlog: een nieuwe stijl!
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was het verboden Vastenavend te vieren. Maar achter gesloten gordijnen van de Bergse huiskamers werd het wel gevierd en zo leefde het feest door in de harten van de Bergenaren. Na de bevrijding in 1945 stond men voor de vraag “hoe nu verder”. Er werd flink gediscussieerd tussen voor- en tegenstanders. De laatste waren vooral bang dat Bergenaren, “Krabben”, tijdens Vastenavend teveel uit de band zouden springen. Maar toch zag een kleine groep mensen kans om een nieuw begin te maken. Een nieuw begin, met een nieuw gezicht (een nieuwe smoel) en een nieuwe stijl van Vastenavend vieren.
Het doel: Vastenavend is één groot volksfeest voor iedereen. Daarom besloten de besturen van vastenavendverenigingen en teerclubjes om te gaan samenwerken. Ze waren het er over eens dat er leiding gegeven moest worden aan het feest en dat er een vastenavendoptocht moest komen die de toets der kritiek kon doorstaan. Mensen van het eerste uur waren: Cees Becht, Jac Becht, Korneel Slootmans, Goof van Mastbergen en Jan van der Kreek. De plannen werden voorgelegd aan de burgemeester én aan de deken van de katholieke kerk. De ontvangst was niet bepaald hartelijk; overheid en kerk waren bang dat het uit de hand zou lopen. Na lang overleg werd besloten dat er een voorlopig comité opgericht moest worden, dat de opdracht kreeg om veertig “te goeder naam en faam” bekend staande Bergenaren te vinden, die borg zouden staan voor de nieuwe organisatie van het feest. Bovendien zou er een organisatie opgericht moeten worden die de leiding van het feest op zich zou nemen én het goede voorbeeld zou geven in het vieren van Vastenavend.
Het Manifest
Zo is het beroemde “Manifest” ontstaan, een open brief aan alle Bergenaren waarin stond beschreven hoe het feest gevierd zou moeten worden. In januari 1946 werd dan ook de Stichting Vastenavend opgericht. Het eerste bestuur werd gevormd door de mensen van het eerste uur en Willem Besling (d’n Bes) werd als secretaris toegevoegd. Dit bestuur heeft het fundament gelegd van de Vastenavend, zoals we dat vandaag de dag nog vieren.
Op zaterdag 2 maart 1946, ‘s middags om 3 uur kwam de eerste (naoorlogse) Prins de oude Bergse haven binnen gevaren op een hoogaars (een Bergse vissersschuit); Prins Nilles I! Op een arrenslee werd Prins Nilles I naar de Grote Markt gereden en de boeren in zijn gevolg volgden op priksleden. Voor de pui van het stadhuis kreeg de Prins van burgemeester Witte de sleutel van de ‘vesting Bergen op Zoom’ overhandigd. Na vijfhonderd jaar kreeg een carnavalsprins eindelijk een officieel ontvangst door het stadsbestuur. De stad zou voor vier dagen in handen zijn van de “leut”. Diezelfde avond werd er op diverse bals en in cafés het “Agge Mar Leut Et” geïntroduceerd als dé vastenavendgroet in ’t Krabbegat. Een groet waarbij de duim tegen de neus wordt gehouden en de vingers van de hand zover mogelijk uitgestrekt zijn.
Hoe Vastenavend verder groeide…
In de jaren na 1946 werd ieder jaar wel iets toegevoegd aan het feest; een intocht per trein en de “Ellef Gebooje” (1947), het Neuzebal en het “Valle van de Kraai” (1948), de Vastenavendkrant, Steketee en de Dweilploeg (1949), de adjudanten (1950) en het bleef maar groeien. De jaren vijftig waarin nog veel meer op poten werd gezet, de jaren zestig die daar weer op verder bouwden, de jaren zeventig waarin allerlei vernieuwingen werden doorgevoerd… teveel om op te noemen!
Tot zover de geschiedenis van ons carnaval en onze Vastenavend. Maar… dit is nog lang niet het eindpunt. Ieder jaar, iedere dag wordt er nog geschiedenis geschreven in het mooiste en het grootste feest dat ons Krabbegat kent; Vastenavend! Want het is echt waar, Vastenavend is eeuwig!